Tsiwja is in 1943 drie maand
oud als haar ouders Ben en Ellen tijdens een razzia door de Duitsers worden
opgepakt. Haar moeder Ellen weet Tsiwja net daarvoor in de armen van de
buurvrouw te drukken, zo ontsnapt Tsiwja aan een wisse dood. Betty, een vriendin van Ellen die de razzia
gezien heeft, komt later die dag naar de Plantagebuurt in Amsterdam. Ze treft
Tsiwja bij de buren aan, in een grote tas neemt Betty haar mee naar Groningen
waar de baby bij een pleeggezin wordt ondergebracht. Na de oorlog ontbrandt de strijd om de voogdij van
Tsiwja die dan al een paar jaar als
Carla Bruins door het leven gaat.
Bittere strijd
Zowel de familie van Carla’s
vader als moeder eisen zeggenschap over de kleuter. Ze wensen dat Carla een
joodse opvoeding krijgt, daarnaast heeft ze een flinke erfenis in het
vooruitzicht. De twee families trekken echter niet samen op in hun wens, ze
staan eerder tegenover elkaar. En de
pleegouders Bruins zijn geenszins van plan hun pleegkind zomaar op te
geven. Als de tweelingzus van Ellen,
Vera de voogdij toegewezen krijgt en besluit dat Carla bij haar pleegouders mag
blijven wonen, lijkt de rust weergekeerd.
Er komt zelfs een voorzichtig contact met de familie van vaders kant. Al
dit getouwtrek en de kille houding van haar pleegmoeder hebben een enorme
impact op Carla. Het enorme verdriet van haar joodse familie doet haar weinig
en vergroot het ontheemde gevoel dat altijd bij haar is. Haar volwassen leven
wordt getekend door haar getroebleerde jeugd, pas rond haar vijftigste komt
daarin een kentering.
Toegift
Carla van Dokkum heeft het
ver geschopt in het leven. Ondanks of misschien dankzij haar bijzondere jeugd is
het haar gelukt het geluk te vinden. Heerlijke kinderen en kleinkinderen, een
grote [tweede] liefde, een mooie baan, veel bijzondere contacten en als toegift
in 2015 het herstelde contact met de beste vriendin van haar moeder. Een ontmoeting die alles in een ander
perspectief zet en Carla haar ouders echt leert kennen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten