8 maart 2022

‘Wie zegt wat waar? : regionale taal in Nederland en Vlaanderen'

Maart is de maand van het dialect. Er worden dan allerlei activiteiten georganiseerd om het dialect in het zonnetje te zetten. Soms is er zelfs een kerkdienst in het dialect en een enkele gemeenteraad waagt zich er ook aan in haar vergadering. Ons dialect hoort bij het Nedersaksisch, een taal die erkend is als de taal van een minderheid. Van elk dialect in Nederland en Vlaanderen wordt zo beschreven tot welke oude taal het behoort en met welke talen er verbanden zijn. 

Nedersaksisch
De meeste talen zijn ontstaan tussen 500 en 800 na Christus. De oertaal was het Oudgermaans. Rond 500 begon de grote volksverhuizing en daarmee de verspreiding van de talen. Zo kwam het Fries op de huidige plek. Ook het West-Fries in Noord-Holland hoort tot deze taalgroep en tot ver in Duitsland wordt het Ost-Fries gesproken.  Het Nedersaksisch bestrijkt het oosten en noordoosten van Nederland, daar waar de Saksen woonden. Van de Waddenzee tot aan Arnhem wordt het gesproken, maar ook in Duitsland kun je prima met het Nedersaksisch terecht. Daarbinnen zijn weer verschillen in uitspraak, zo klinkt het Gronings heel anders dan het Achterhoeks. En zelfs van dorp tot dorp zijn er nuances. Op dezelfde wijze komen het Limburgs, het Brabants, het Hollands-Utrechts en Vlaams en Zeeuws aan bod.

Miegemp
Na deze uiteenzetting wordt een zestiental woorden besproken. Hoe wordt een lucifer, een klaproos, een zakdoek, een nachtjapon, een balpen en een mier in de verschillende dialecten genoemd. De laatste, de mier, heeft minstens vijftien verschillende benamingen. Van mier tot miegemp, van zeikdempel tot sprokkel en van pishimmel tot brak. Bij elk woord staat een kaart getekend met daarop aangegeven de streken waar de verschillende benamingen gebezigd worden. Het klinkt misschien wat ingewikkeld, dat is het echter niet. Het geeft een prima beeld over de verspreiding van een benaming. 

Overijssel Academie
Het overzichtelijke boek  eindigt met een lijst van instellingen waar je voor dialectvragen terecht kunt. Voor Overijssel zijn dat de Overijssel Academie in Zwolle en het Twentehoes, Centrum veur streektaal en streekcultuur in Borne. Voor algemene taal- en dialectvragen kan men onder andere terecht bij de Stichting Nederlandse Dialecten, de Taalunie en Het Meertensinstituut. Een literatuuroverzicht van regionale en lexicale kaarten en een korte kennismaking met de auteurs, cartograaf en illustrator sluit het boek af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten