Bo Andersson is negenentachtig en woont nog op zichzelf op het Zweedse platteland. Altijd een sterke kerel geweest, werkte op een houtzagerij, was dol op zijn vrouw Fredrika en genoot van het opgroeien van hun zoon Hans. Was hecht met zijn vriend Ture met wie hij graag optrok. Ze kenden elkaar zo goed, maar nu zijn beiden oud. Ze bellen elke week nog een keer met elkaar. Spreken dan over hun thuishulp, beiden zijn niet langer sterk en gezond, het leven heeft hen gesloopt.
Sixten de hond
Fredrika is dement, verblijft in een verpleeghuis. Herkent hem niet meer, ook hun zoon Hans is een onbekende voor haar. Bo wil eigenlijk niet meer mee om haar te bezoeken. Kan het niet aanzien hoe ze geworden is door deze akelige ziekte. Nee, hij blijft liever thuis, samen met zijn hond Sixten. Zijn trouwe viervoeter, die zo graag bij hem op de harde keukenbank ligt. Sixten is hem alles. Hij is aanhankelijk, kruipt dicht tegen Bo aan. Hij is een grote troost, Sixten maakt het leven, dat hem zo ongenadig in de tang heeft, draaglijk. Dagelijks komt er vier keer een thuishulp langs. De meesten zijn okay, met Ingrid kan Bo het echt goed vinden, ze begrijpt hem en houdt net als hij van Sixten.
Stram
Iedereen begint zich wel steeds meer zorgen om Bo en de hond te maken. Want Sixten moet naar buiten, moet uitgelaten worden. Met zijn stramme benen klimt Bo dan van de bank. Probeert zich op de been te houden, als de hond te ver weggaat, kan hij hem niet bijhouden. Soms struikelt hij, gaat het nog net goed. Zoon Hans dringt er steeds meer op aan dat de hond weg moet. Bo verzet zich, met alle kracht die hij nog in zich heeft. Want zonder Sixten kan hij niet!
Flarden
Ridzén neemt de lezer mee in de gedachtewereld van Bo. Terug naar zijn jeugd, zijn wrede vader, zijn liefde voor Fredrika, zijn werkzame leven. Zijn leven van toen, waar telkens weer flarden van het heden in door sijpelen. Daarnaast lezen we de korte en droge aantekeningen van de thuishulpen. Met elkaar geeft dat een ontroerend beeld van een echt geleefd leven. Prachtig verwoord, een ongelooflijke mooie debuutroman. Die je soms even weg moet leggen omdat het bijna te veel wordt, te dichtbij komt.