Het is 1934 als Christiane Ritter naar haar man op Spitsbergen reist. Hij is daar al drie jaar als onderzoeker aan het werk. Daarnaast is hij pooljager, vangt vossen voor hun vacht en zeehonden en beren om op te eten. Het is dan ook een grote schok als Christiane, na een redelijk luxe zeereis ernaartoe, voet zet op het onherbergzame eiland. Niet alleen haar man verwelkomt haar, ook is er de jonge Noor Karl, die haar man bij zijn werk terzijde staat.
Romantisch idee
Het landschap is troosteloos. Geen bomen, geen struiken alleen stenen, stenen en nog eens stenen. Grauw en grijs, zover het oog reikt. De hut waarin ze verblijven is een vierkante doos bedekt met dak vilt. Binnen is een kachel, water moet nog ergens gevonden worden, haar man en Karl zijn hier ook nog niet eerder geweest. Haar man steekt de kachel aan, het is een en al rook en roet, Christiane vindt het verschrikkelijk, voor hem lijkt het allemaal gewoon. Waar is ze aan begonnen. Hoe heeft ze haar rustige leven in Wenen zo achter zich kunnen laten, met alleen een romantisch idee hoe een poolnacht eruit kan zien. En dit is nog maar het begin.
Geen zonlicht
Toch went ze aan het barre leven, ze krijgt een dagritme, poetst veel (en dat is ook nodig in de rokerige hut), loopt elke dag haar rondje rond de hut, hoe koud het ook is. De mannen gaan op vossenjacht, de witte vacht van de poolvos is zeer gewild in Europa, Dagen, soms zelfs weken is ze alleen. Het stormt, de poolnacht zet in november in, heel lang zal er geen zonlicht zijn, de hut raakt ingesneeuwd, het is vaak eenzaam. Alleen de sterke wil om te overleven helpt haar door de moeilijkste dagen.
Zomer
Christiane Ritter (1897-2000) was de eerste vrouw die een heel jaar op
Spitsbergen doorbracht. Ze beschrijft haar verblijf op Spitsbergen op positieve
en optimistische wijze, ze wil zich niet door de omstandigheden laten kisten. Uiteindelijk
laat ze de kans in het voorjaar van 1935 te vertrekken voorbijgaan, pas in de
herfst keert ze tevreden terug naar Wenen. Blij dat ze de zomer ook heeft
meegemaakt. De zwart-wit tekeningetjes in het boek zijn van Ritter zelf, ook
zijn er een paar foto’s van Ritter en haar man.